Praten met je handen

Dit promotie onderzoek is net afgerond. Er is gekeken naar het gebruik van gebaren door mensen met afasie. Lees hier de samenvatting en 5 handige take-home messages voor de klinische praktijk.

 

Volledige titel: What can people with aphasia communicate with their hands? A study of representation techniques in pantomime and co-speech gesture.

Onderzoeker: Karin van Nispen

Soort onderzoek Promotie onderzoek
Begeleiders/promotoren Dr. Mieke van de Sandt-Koenderman & Prof. Dr. Emiel Krahmer
Instelling Universiteit van Tilburg
Afgerond 1-6-2016

Doel

Het doel van dit onderzoek was te bepalen hoe gebaren van mensen met afasie kunnen bijdragen aan hun communicatie. We hebben gekeken naar de begrijpelijkheid van de gebaren en we hebben bepaald welke factoren van invloed zijn op het gebruik van verschillende soorten gebaren, of representatie technieken. We richtten ons vooral op het gebruik van gebaren zonder spraak: pantomime.

Klinische implicaties: 5 take home messages

1. Pantomime en co-speech gebaren zijn het product van verschillende processen. PMA kunnen meer of minder moeite hebben met een van de twee.

2. Gebaren kunnen bijdragen aan de communicatie van mensen met ernstige, maar zeker ook aan de communicatie van mensen met een milde afasie.

3. Er zijn verschillende manieren waarop informatie in een gebaar kan worden uitgedrukt.

4. Een hemiparese heeft nauwelijks invloed, ideomotorische apraxie en een stoornis in de non-verbale semantiek kunnen wel invloed hebben op het gebruik van gebaren.

5. Gebaren brengen informatie over. Het is belangrijk dat PMA zelf dit weten. Het is nog belangrijker dat gesprekspartners hier aandacht voor hebben.

Hieronder wordt ieder punt kort toegelicht.

1. Pantomime en co-speech gebaren zijn het product van verschillende processen. PMA kunnen meer of minder moeite hebben met een van de twee.

Niet ieder gebaar is hetzelfde, er zijn verschillende gebaren ‘modi’. Net als personen zonder afasie (PZH), gebruiken personen met afasie (PMA) gebaren tijdens het spreken. Deze co-speech gebaren worden onbewust gemaakt. PMA kunnen ook bewust een gebaar maken, vaak in afwezigheid van gesproken taal. Dit noemen we pantomime. Dit proefschrift heeft laten zien dat het gebruik van pantomime en co-speech gebaren verschillende processen zijn voor PMA.

Het  gebruik van de ene, pantomime, of de andere, co-speech gebaren makkelijker of moelijker zijn in verschillende communicatieve situaties. Het is belangrijk dat logopedisten zich bewust zijn van deze verschillen als ze zich richten op het gebruik van gebaren in therapie. In de klinische praktijk wordt bijvoorbeeld vaak een ‘pantomime of tool use’ taak gebruikt, waarbij de PMA laat zien hoe hij/zij een bepaald object zou gebruiken. Deze pantomime taak hoeft niet representatief te zijn voor het spontaan gebruik van co-speech gebaren. Het beoordelen van het gebruik van gebaren in een meer spontane communicatieve situatie zou representatiever kunnen zijn. Hiervoor kan bijvoorbeeld gebruik gemaakt worden van de Scenario Test. Ook bij het aanleren van nieuwe gebaren, bijvoorbeeld een specifiek gebaar voor een specifiek woord of plaatje, wordt er in principe altijd gewerkt met pantomime. Dit zal mogelijk niet altijd generaliseren naar spontaan gebruik. Het spontaan gebruik van gebaren vereist een switch in communicatie modaliteiten, van gesproken taal naar het bewust gebruik van gebaren. Een dergelijke bewuste poging om een pantomime te produceren kan problematisch zijn voor sommige PMA.

2. Gebaren kunnen bijdragen aan de communicatie van mensen met ernstige, maar zeker ook aan de communicatie van mensen met een milde afasie.

Een aanzienlijk deel van deze co-speech gebaren van PMA, gemiddeld 20%, brengt informatie over die niet overgebracht wordt in gesproken taal. Dit is niet alleen het geval bij personen met een ernstige afasie, maar juist ook bij personen met een lichte afasie. Waarschijnlijk zorgt de gesproken context er enerzijds voor dat er meer gebaren gebruikt worden. Anderzijds kan die context er ook voor zorgen dat gebaren beter begrepen worden. Hierdoor kunnen deze gebaren een belangrijkere bijdrage zijn voor het begrijpen van de communicatie. Naast het gebruiken van co-speech gebaren, bleken de meeste PMA in ons onderzoek ook in staat om pantomimes te gebruiken. Bovendien konden de meeste  PMA met zulke pantomime gebaren dingen benoemen die zij niet mondeling konden benoemen. Ook dit was het geval voor zowel personen met een ernstige als personen met een lichte afasie.

In de klinische praktijk wordt het gebruik van gebaren soms alleen als laatste redmiddel gezien voor mensen met ernstige afasie. Echter, het is belangrijk te weten dat het gebruik van gebaren van meerwaarde kan zijn voor de meeste PMA, zeker ook voor mensen met een milde afasie.

3. Er zijn verschillende manieren waarop informatie in een gebaar kan worden uitgedrukt.

In dit proefschrift is specifiek gekeken naar gebaren die betekenis kunnen overbrengen. Deze kunnen zowel bij co-speech gebaren als bij pantomime voorkomen. Binnen deze categorie zijn verschillende manieren, of technieken, te onderscheiden waarop zo’n gebaar gemaakt zou kunnen worden. Vooral handling, enact, object en shape lijken vaak gebruikt te worden. Zie de figuur hieronder voor  beschrijvingen en voorbeelden van deze technieken.

Uit onze studie bleek dat veel PMA in staat zijn om een pantomime te produceren. Echter, een grote groep doet dit wel anders dan PZH. Deze PMA gebruiken vrijwel alleen technieken die de vorm van een object uitbeelden en veel minder gebaren die het gebruik van een object representeren. Die laatste, ‘handling’ gebaren, bleken in onze studies wel veel begrijpelijker te zijn dan shape gebaren. Dit zou er dus op kunnen wijzen dat de communicatie van PMA het meest gebaat is bij het gebruik van dit soort ‘handling’ technieken. Echter, vervolgonderzoek zou uit moeten wijzen of PMA die uit zichzelf vooral gebruik maken van ‘shape’ technieken getraind kunnen worden in het gebruik van andere technieken. Wellicht is dit, als een gevolg van hun hersenletsel, niet langer mogelijk en zou het beter zijn om  in de behandeling aan te sluiten bij gedrag dat PMA uit zichzelf laten zien.

Het is belangrijk dat logopedisten en gesprekspartners van PMA zich ervan bewust zijn dat PMA verschillende technieken kunnen gebruiken. Als zij zien dat een individu vooral shape gebaren gebruikt, kan dit een indicatie zijn dat deze persoon moeite heeft met de productie van pantomime en/of co-speech gebaren. Daarnaast kan de logopedist in het communicatieadvies de gesprekspartner attenderen op het gebruik van shape gebaren.

Voorbeelden van verschillende representatie technieken

Voorbeelden van verschillende representatie technieken

4. Een hemiparese heeft nauwelijks invloed, ideomotorische apraxie en een stoornis in de non-verbale semantiek kunnen wel invloed hebben op het gebruik van gebaren.

Een hemiparese bleek weinig invloed te hebben op het gebruik van gebaren. Gebaren van mensen die hun rechter hand niet konden gebruiken waren iets minder begrijpelijk dan de gebaren van mensen die beide handen konden gebruiken. Echter, zo’n klein verschil is voor de klinische praktijk niet van belang. Een parese hoeft dus zeker geen  exclusiecriterium te zijn voor het inzetten van gebaren voor het ondersteunen van de communicatie.

Een aantal andere factoren kan wel een indicatie geven van problemen in het gebruik van gebaren. De belangrijkste zijn: ideomotorische apraxie en een stoornis in de non-verbale semantiek. Lage scores kunnen een signaal  zijn voor logopedisten dat een PMA mogelijk moeite zal hebben met het gebruik van gebaren. Vooral het semantisch systeem lijkt belangrijk te zijn voor de productie van pantomime.

5. Gebaren brengen informatie over. Het is belangrijk dat PMA zelf dit weten. Het is nog belangrijker dat gesprekspartners hier aandacht voor hebben.

De gebaren van PMA zijn over het algemeen iets minder begrijpelijk zijn dan die van PZH. Echter, het is vooral belangrijk te weten dat, ondanks dat, de gebaren van PMA vaak informatie overbrengen die zij niet kunnen communiceren in spraak. In het geval dat PMA niet in staat zijn bepaalde informatie gesproken over te brengen kan iedere informatie in een gebaar, al is het maar de omtrek van een object, nuttig zijn om hun boodschap te begrijpen.

Communicatie is een gedeelde verantwoordelijkheid tussen zender en ontvanger. De persoon met afasie zal niet altijd in staat zijn om alternatieve communicatie methoden optimaal te benutten. Juist daarom is het belangrijk dat de gesprekspartner een actieve bijdrage levert aan het achterhalen van de boodschap van PMA. Een gebaar kan het startpunt zijn voor een gesprekspartner om uit te vinden wat PMA proberen te communiceren. Uitgaande van de principes van ondersteunde communicatie en partner communicatie training zouden gesprekspartners ook getraind kunnen worden in het aanpassen van hun communicatie. Door het stellen van vragen: “Bedoel je een ding, of bedoel je iets wat je ermee kunt doen?”, “Bedoel je iets dat rond is?”, zouden gesprekspartners kunnen proberen te achterhalen wat de PMA probeert te communiceren en wat de precieze betekenis van een bepaald gebaar is. Meer onderzoek is nodig om te bepalen hoe effectief dit soort interventies zouden zijn en wat dit kan opleveren voor de communicatie van PMA en hun gesprekspartners.

Tenslotte hebben we in onze studies ook gezien dat PMA soms blijven worstelen om informatie gesproken over te brengen, terwijl ze deze informatie al duidelijk in een gebaar gecommuniceerd hebben. Sommige PMA hadden bijvoorbeeld grote moeite een bepaald getal uit te spreken, maar beeldden dit tegelijkertijd wel correct uit in een gebaar (door het correct aantal vingers op te steken). Hierdoor was er soms sprake van frustratie bij de PMA, ondanks het feit dat de boodschap volkomen duidelijk was. Logopedisten zouden PMA zich ervan bewust kunnen maken dat ze vaak informatie communiceren via hun gebaren. Daarbij zouden ze PMA erop kunnen attenderen dat spreken niet steeds de primaire communicatie modaliteit hoeft te zijn. Dit kan de flow van de communicatie ten goede komen en zou frustraties kunnen verminderen.

Publicaties

van Nispen, K. van de Sandt-Koenderman, Sekine, K, Krahmer, E. & Rose, M. L. (2017). Part of the message comes in gesture: how people with aphasia convey information in different gesture types as compared with information in their speech. Aphasiology. available online (open access)

Lees het artikel hier

(Of, lees de samenvatting van hoofdstuk 2 hieronder)

van Nispen, K. van de Sandt-Koenderman, W.M.E., Mol, L. & Krahmer, E. (2016). Pantomime production by people with aphasia: What are influencing factors? Journal of Speech Language and Hearing Research. 59, 745-758, doi:10.1044/2015_JSLHR-L-15-0166

Lees het artikel hier

(Of, lees de samenvatting van hoofdstuk 5 hieronder)

van Nispen, K., van de Sandt-Koenderman, W. M. E., Mol, L., & Krahmer, E. (2014). Should pantomime and gesticulation be assessed separately for their comprehensibility in aphasia? A case study. International Journal of Language and Communication Disorders, 49(2), 265-271. doi: 10.1111/1460-6984.12064

Lees het artikel hier

(Of, lees de samenvatting van hoofdstuk 3 hieronder)

Samenvatting

Introductie

Gebaren, en met name iconische gebaren, kunnen betekenis overbrengen die niet overgebracht wordt in spraak. Er zijn verschillende technieken die gebruikt kunnen worden om zo’n iconisch gebaar te maken (zie de figuur hierboven voor korte beschrijvingen en voorbeelden ). In dit proefschrift hebben we ons vooral gericht op de volgende technieken: handling, enact, object en shape. De informatie in zo’n iconisch gebaar kan nuttig zijn voor de communicatie van personen met afasie (PMA). Afasie is een taalstoornis als gevolg van verworven hersenletsel. Net als personen zonder hersenletsel (PZH), gebruiken ook PMA spontaan gebaren bij het spreken. Het is nog onduidelijk wat de precieze toegevoegde waarde is van deze ‘co-speech’ gebaren voor de communicatie van mensen met afasie. Wel is duidelijk dat sommige, maar niet alle, PMA gebaren anders gebruiken dan PZH. Daarom is het belangrijk om te bepalen welke factoren bepalen hoe PMA gebaren gebruiken. Naast spontane ‘co-speech’ gebaren kunnen PMA ook bewust informatie communiceren in een gebaar. Dit bewuste gebruik van gebaren, meestal in afwezigheid van spraak, wordt pantomime genoemd. De productie van pantomime en co-speech gebaren is waarschijnlijk deels verschillend. De meeste studies naar het gebruik van gebaren door PMA hebben zich gericht op co-speech gebaren. Daarom is het nog onduidelijk hoe PMA pantomime gebruiken.

Het doel van dit proefschrift was te achterhalen hoe gebaren van PMA bijdragen aan hun communicatie. Daartoe hebben we bepaald welke representatie technieken PMA gebruiken en hoe begrijpelijk deze zijn. Dit hebben we vergeleken met de gebaren die PZH gebruiken. Vervolgens hebben we ook gekeken naar factoren die de verschillen tussen deze twee groepen kunnen verklaren. In tegenstelling tot de reeds bestaande literatuur, hebben wij specifiek naar pantomime gekeken. In vijf verschillende studies wordt antwoord gegeven op de centrale onderzoeksvragen van dit proefschrift:

  1. Hoe informatief zijn pantomime en co-speech gebaren van PMA?
  2. Welke representatie technieken worden in pantomime en co-speech gebaren gebruikt door PMA?
  3. Welke factoren zijn van invloed op de productie van pantomime en co-speech gebaren door PMA?

Hieronder vatten we kort samen hoe ieder hoofdstuk bijdraagt aan het beantwoorden van deze vragen.

Hoofdstuk 2: Informatie in co-speech gebaren vergeleken met de informatie in de spraak van personen met afasie.

In Hoofdstuk 2 hebben we een reeds beschikbare database gebruikt om de co-speech gebaren die PMA maakten tijdens een semi-gestructureerd interview te analyseren. We hebben een nieuwe codeer schema ontwikkeld waarmee we voor verschillende gebarentypes en -technieken hebben bepaald of informatie in die gebaren gelijk was aan informatie in spraak, toevoegde aan informatie in spraak, of essentieel was, oftewel afwezig in spraak, om de communicatieve boodschap van PMA te begrijpen. We richtten ons voor de analyse puur op deze laatste, essentiële, gebaren. De resultaten laten zien dat een groot deel van de gebaren van PMA, gemiddeld twintig procent,  informatie bevat die essentieel is om de communicatie van PMA te begrijpen. Hoewel er wel wat individuele verschillen zijn tussen PMA gebruikte het merendeel meer essentiële gebaren dan PZH. PZH gebruikte dan ook maar zeer weinig essentiële gebaren. Dit laat zien dat gebaren een aanzienlijke rol hebben in de communicatie van PMA

Hoofdstuk 3: Co-speech gebaren versus pantomime: een casestudie

In Hoofdstuk 3 wordt een case-study beschreven waarin gekeken is naar de verschillen tussen co-speech gebaren en pantomime in verschillende communicatieve situaties: plaatjes benoemen en het navertellen van cartoons. De analyses richtten zich op een meneer met vloeiende afasie, QH, en er is gekeken naar de representatie technieken die hij gebruikt en de begrijpelijkheid hiervan. Dit is vergeleken met de gebaren die PZH gebruiken. De resultaten laten zien dat de pantomimes van QH voor het benoemen van objecten begrijpelijk waren, maar zijn co-speech gebaren waren dit niet. Voor het navertellen van een cartoon zagen we echter precies het tegenovergestelde. Hoewel QH niet optimaal gebruik maakte van beide gebaren ‘modi’, leverden beiden toch een bijdrage aan zijn communicatie. Echter, de meerwaarde van beide gebaren modi was wel verschillend per communicatieve taak. Dit betekent dat beide gebaren modi: pantomime en co-speech gebaren apart beschouwd moeten worden in modellen over de productie van spraak en gebaren en in de klinische praktijk.

Hoofdstuk 4: Pantomime: productie en begrijpelijkheid door personen zonder hersenletsel

In tegenstelling tot de andere hoofdstukken, richt Hoofdstuk 4 zich uitsluitend op PZH. Om inzicht te krijgen in hoe PZH pantomimes produceren en begrijpen is gekeken naar de pantomimes die PZH produceerden voor een set van plaatjes van objecten. We hebben geannoteerd welke representatietechnieken PZH gebruikten en we hebben bepaald hoe begrijpelijk deze waren. Dit hebben we gedaan door middel van twee studies. Beoordelaars moesten aan de hand van een vraag bepalen wat de betekenis was van een object. Dit was ofwel een open vraag, ofwel een gesloten vraag. De analyses lieten zien dat PZH onderling dezelfde technieken gebruiken voor het uitbeelden van dezelfde objecten. Objecten die op zo’n default manier werden uitgebeeld waren ook begrijpelijker dan objecten waarvoor niet zo’n default werd gebruikt. Voor de antwoorden op de open vragen vonden we hoge scores. Terwijl we lage correctscores zagen voor de open vragen. Deze resultaten laten zien dat mensen onderling consistent zijn in de productie van pantomime. Pantomimes kunnen een rijke hoeveelheid aan informatie overbrengen, echter deze is vaak ambigue en voor de interpretatie hiervan lijkt context belangrijk te zijn.

Hoofdstuk 5: Pantomime: productie door mensen met afasie

De studie in Hoofdstuk 5 is vergelijkbaar met de studie in Hoofdstuk 4. Nu werd er echter vooral naar PMA gekeken en de representatietechnieken die zij gebruikten. We hebben 38 PMA en 20 PZH vergeleken voor de representatietechnieken en defaults (zie Hoofdstuk 4) die zij gebruiken bij het produceren van pantomimes voor het uitbeelden van objecten. De resultaten lieten zien dat PMA een verscheidenheid aan pantomime technieken gebruiken, maar dat ze minder handling en object gebruiken dan PZH. Ook gebruikten PMA deze technieken niet voordezelfde objecten als PZH doen. In plaats daarvan gebruikten sommige PMA uitsluitend shape gebaren. Dit laatste hangt samen met ideomotorische apraxie en een semantische stoornis. Een hemiparese had geen invloed had op het gebruik van verschillende representatietechnieken. Deze resultaten tonen aan dat de meeste PMA in staat zijn tot het produceren van verschillende pantomimes. Op groepsniveau doen ze dit echter anders dan PZH en sommige PMA gebruiken vooral shape gebaren.

Hoofdstuk 6: Pantomime: begrijpelijkheid bij mensen met afasie

Hoofdstuk 5 liet zien dat PMA, op groepsniveau, andere representatietechnieken gebruiken dan PZH. Het doel van Hoofdstuk 6 was te bepalen of deze pantomimes toch informatie overbrengen die PMA niet overbrengen in hun spraak. Om de begrijpelijkheid van pantomime te bepalen zijn dezelfde beoordelaarsstudies gebruikt als die beschreven in Hoofdstuk 4. Beoordelaars beantwoordden open of gesloten vragen. Er is een vergelijking gemaakt tussen de informatie in gebaren en de informatie in spraak. Daarnaast is gekeken naar factoren die hier invloed op hebben. Ondanks het feit dat pantomimes van PMA minder begrijpelijk waren dan de pantomimes van PZH, waren er voor iedere PMA pantomimes die informatie communiceerden die niet gecommuniceerd werd in spraak. De begrijpelijkheid van pantomime werd sterk bepaald door apraxie. Daarnaast bleek dat objecten waarvoor het gebruik werd uitgebeeld het best begrepen werden. Deze bevindingen laten de potentie zien van pantomime voor de klinische praktijk. Hoewel PMA soms pantomimes zullen maken die anders zijn dan die PZH zouden maken, kunnen deze pantomimes nog steeds informatie overbrengen die niet overgebracht wordt in spraak.

thumbs up 2

Webshop

  • Bestel online voorlichting, spel- en oefenmaterialen, de Afasie Nieuwslezer, Top! 2Games, Top! Woordvinding en meer.

    Webshop

Als deelnemer heb je toegang tot

Steun Stichting AfasieNet
met een donatie