Hoe worden werkwoorden gebruikt in discourse?

Discourse krijgt binnen de afasiediagnostiek en behandeling steeds meer aandacht, omdat het de communicatie in het dagelijks leven reflecteert. Alledaagse communicatie omvat verschillende soorten discourse genres, zoals bijvoorbeeld het vertellen van een verhaal, discussiëren over een onderwerp of het beschrijven van een recept. Het lijkt waarschijnlijk dat er talige verschillen zijn tussen discourse-genres, maar hier is nog weinig over bekend. De studie van Dipper et al. (2018) probeert een antwoord te geven over het gebruik van werkwoorden in twee verschillende soorten discourse.

Lucy Dipper, Madeleine Pritchard, Elizabeth Walkden & Madeline Cruice (2018). How do speakers with and without aphasia use syntax and semantics across two discourse genres? Aphasiology, 32:6, 720 – 738

Inleiding

Discourse is een communicatieve vaardigheid, die voor verschillende doelen kan worden ingezet.  Zo gebruiken wij discourse om bijvoorbeeld een sprookje te vertellen, een anekdote over een vakantie te delen, een mooi uitzicht te beschrijven, over politiek te discussiëren of instructies te geven. Een spreker moet in staat zijn om een adequaat moment te kiezen voor zijn verhaal. Ook moet hij de passende “vorm” kiezen, informatie selecteren die wel of niet gedeeld moet worden, en vervolgens deze informatie linguïstisch coderen (Levelt, 1989; Sherratt, 2007).

Dipper et al. willen met deze studie onderzoeken of er verschillen zijn in het werkwoordgebruik van twee verschillende groepen sprekers (met en zonder afasie) in twee verschillende soorten discourse.

Materiaal en deelnemers

De onderzoekers hebben alle deelnemers 2 discourse taken laten uitvoeren en audio-opnames gemaakt. De eerste taak was een beschrijving van de situatieplaat uit de Western Aphasia Battery. In de tweede taak mochten de deelnemers antwoord geven op 6 open Quality of Life (Qol) vragen.
Er waren 26 personen met afasie (PMA) en 27 neurologisch gezonde personen (NGP). De groepen waren qua leeftijd en opleiding zoveel mogelijk op elkaar afgestemd.

Onderzoekshypothesen

  1. De onderzoekers hebben vier hypothesen opgesteld.
    Het verschil in complexiteit van de twee discourse-genres zal gereflecteerd worden in structureel complexer taalgebruik in het beantwoorden van de QoL-vragen dan in het beschrijven van de situatieplaat. De onderzoekers voorspellen dus een verschil tussen de beide genres.
    Daarnaast verwachten de onderzoekers dat de PMA meer moeite zullen hebben met complexer taalgebruik, waardoor er ook een verschil tussen de groepen zal worden waargenomen.
  2. Er zal geen verschil zijn in het gebruik van semantisch “zware” werkwoorden door zowel PMA als NGP in beide soorten discourse. De onderzoekers verwachten wel dat er in de beschrijving van een situatieplaat meer materiële werkwoorden worden gebruikt, en bij het beantwoorden van de QoL-vragen meer relationele werkwoorden. De onderzoekers hebben hierbij gebruik gemaakt van de indeling in 5 soorten werkwoorden (Halliday, 2004, zie tabel 1). Er wordt dus geen verschil tussen de groepen en geen verschil tussen de discourse-genres verwacht.Tabel 1 Verb semantic process types (Halliday, 2004)
    Definitie Voorbeeld
    Materieel Processen van doen en wat er gebeurt; concrete actie Hij werkt te veel.
    Ik loop graag in het bos.
    Mentaal Processen van voelen en waarnemen Wij houden van onze tuin.
    Ik weet dat het nu anders is.
    Relationeel Processen van karakterisering en identificering De man heeft een fles.
    De familie is belangrijk.
    Gedragsmatig Processen van fysiek of psychologisch gedrag Ik maak me geen zorgen over de toekomst.
    Verbaal Processen van zeggen en meningen uitwisselen Mijn kinderen zeggen dat ik rustig aan moet doen.
    Ik moet steeds alles opnieuw uitleggen.
  3. De QoL vragen zullen bij PMA en NGP meer mentale werkwoorden uitlokken, gezien deze vragen een grotere focus hebben op denken en reflecteren. De onderzoekers verwachten dus een verschil tussen de twee genres, maar geen verschil tussen de twee groepen.
  4. De beschrijving van de situatieplaat zal meer relationele werkwoorden uitlokken bij zowel PMA als NGP, gezien de visueel spatiële natuur van de taak. De onderzoekers verwachten dus een verschil tussen de genres, maar geen verschil tussen de groepen.

Analyse

De audio-opnames van de twee soorten discourse van alle deelnemers werden getranscribeerd en geanalyseerd. De analyse omvat twee semantische en één syntactische beoordeling.

  1. Zinsstructuur
    In de transcripties werden de hoofdwerkwoorden of werkwoord groepen geïdentificeerd en ingedeeld in het aantal argumenten/thematische rollen (0, 1 of 2) die zij hebben. Het totale aantal van gezegdes en argumenten werd opgeteld en de gemiddelde PAS score (predicate argument structure) werd berekend. De PAS score geeft de gemiddelde syntactische complexiteit van de geproduceerde uitingen weer.
  2. Semantisch gewicht
    Het aantal zware en lichte werkwoorden werd geteld, en omgezet naar een percentage van de totale werkwoorden. Hierbij werd de definitie van Berndt et al (1997) gebruikt. Voorbeelden van zware werkwoorden zijn: denken, ademen, uitvoeren. Voorbeelden van lichte werkwoorden zijn: gaan, zijn, hebben.
  3. Semantische categorie
    Het aantal werkwoorden behorende bij een categorie van Halliday werd geteld en omgezet naar een percentage van de totale werkwoorden.

Resultaten

Er was sprake van veel variatie binnen de twee groepen, wat te zien is in een grote range in scores voor alle berekende maten en grote standaarddeviaties.
Toch vielen drie bevindingen op:

  • Ten eerste was er geen invloed van genre of groep (PMA of NGP) op het semantische gewicht van werkwoorden. Beide groepen hadden in beide discourse genres een evenredig aantal lichte en zware werkwoorden gebruikt.
  • Ten tweede was er voor de PAS wel een effect in genre met daarbij een interactie van groep en genre, waaruit geconcludeerd kan worden dat zowel de afasie als de soort discourse de semantische complexiteit van de taal beïnvloedt.
  • Ten derde werden er meer mentale werkwoorden geuit tijdens het beantwoorden van de QoL vragen.

Discussie

De eerste hypothese moet worden verworpen. Bij het beantwoorden van QoL-vragen maken de deelnemers geen gebruik van complexere taal dan bij het beschrijven van de situatieplaat. Opvallend is dat zelfs het tegendeel waar is: bij het beschrijven van de situatieplaat worden door de PMA significant hogere PAS scores behaald. Voor de NGP is er geen significant verschil.
De aanname dat er een verschil in PAS scores zou zijn tussen de twee discourse genres is gebaseerd op twee studies van Ulatowska et al. (1983). In deze studies werd een complexere syntax gevonden in het vertellen van een verhaal vergeleken met een procedurele taak. Mogelijk leidt een procedurele taak tot het gebruik van eenvoudigere syntax en is er tussen de andere vormen van discourse minder verschil. Echter zou dan een vergelijkbaar effect ook bij de PMA verwacht worden.
De PMA laten daarentegen een complexere syntax zien bij het beschrijven van de situatieplaat. Mogelijk hebben zij baat bij de  visuele ondersteuning van de afbeelding, waardoor zij beter kunnen bedenken welke informatie zij moeten vermelden. Een andere verklaring zou kunnen zijn dat de syntaxis van PMA minder robuust is, waardoor deze onvoldoende overeind blijft bij het beantwoorden van QoL-vragen. Het beantwoorden van QoL-vragen stelt immers hogere conceptuele eisen aan de spreker dan het beschrijven van een situatieplaat.

De tweede hypothese van deze studie wordt ondersteund door de resultaten van het onderzoek. Beide soorten discourse lokken vergelijkbare hoeveelheden zware werkwoorden uit bij beide groepen. Hoewel er in de literatuur de indruk heerst dat PMA meer lichte werkwoorden gebruiken dan NGP, wordt hier wederom geen bewijs voor gevonden. Het semantische gewicht van werkwoorden lijkt noch door de afasie noch door het discourse genre beïnvloed te worden.

De derde en vierde hypothese worden gedeeltelijk ondersteund door de resultaten van het onderzoek. Het beschrijven van de situatieplaat lokt minder mentale werkwoorden uit bij zowel PMA als NGP. Maar het beschrijven van de situatieplaat lokte voor geen van de groepen meer relationele werkwoorden uit dan het beantwoorden van QoL-vragen.

Theoretische implicaties

De globale uitkomsten van het onderzoek wijzen erop dat discourse-genre invloed heeft op taal. Echter lijken de semantische waarden afhankelijker te zijn van discourse-genre dan de syntactische waarden.
Deze uitkomst komt overeen met de eerdere studie van Cruice et al. (2014), waarin het verschil tussen PMA en NGP tijdens een discourse taak binnen hetzelfde genre groter was betreffende de syntaxis dan de semantiek.
De uitkomsten laten dus vermoeden dat de semantiek van werkwoorden vooral wordt beïnvloed door het genre van discourse, terwijl de syntaxis het domein is waarin beperkingen in discourse herkend kunnen worden.

Conclusie en klinische implicaties

De bevindingen suggereren dat discourse afhankelijk is van het doel van de discourse. De vaardigheden van een spreker in bijvoorbeeld het vertellen van een verhaal reflecteren niet de vaardigheden in bijvoorbeeld het voeren van een discussie.
Wanneer wij de discourse vaardigheden van een PMA in kaart willen brengen, zijn wij dus genoodzaakt om de uitvoering van verschillende soorten discourse te verzamelen en te vergelijken. Indien het doel van een PMA gefocust is op een bepaalde soort discourse, bijvoorbeeld het voeren van een discussie, zal het onderzoek én de behandeling daarop moeten worden afgestemd.

dinsdag 26-03-2019

in categorie:

Geen reactie

Geef je reactie

Laatste reacties

Webshop

  • Bestel online voorlichting, spel- en oefenmaterialen, de Afasie Nieuwslezer, Top! 2Games, Top! Woordvinding en meer.

    Webshop

Als deelnemer heb je toegang tot

Steun Stichting AfasieNet
met een donatie